dinsdag 18 oktober 2011

Gôh, wat krijg jij een ouwe harses!!

Zomer 2002. Op de plaats van het oude verzorgingstehuis bij de Watertoren in IJmuiden wordt een nieuw gebouw neergezet. De bewoners zijn ondergebracht op de verdiepingen zes en zeven van het Zeeweg ziekenhuis en op een vrijdagmiddag neem ik daar de lift, ik ga op visite bij mijn moeder.

Ook het ziekenhuis is nodig aan nieuwbouw toe, zodra je de centrale hal binnenloopt wil je eigenlijk meteen weer weg, een slechte luchtbehandeling maakt, dat je je eigenlijk direct een beetje patiënt voelt, het ademen wordt aanmerkelijk moeilijker. De omstandigheden zijn ideaal voor iemand die vooral moet voelen, dat hij zijn plicht komt doen,... Zijn oude demente moeder bezoeken.

In de lift slaat de berusting toe, ik kom er zo weinig mogelijk, niet meer dan strikt noodzakelijk om mijn eigen gemoedsrust tevreden te stellen. Even door de zure appel heen bijten, of je nu twintig minuten blijft of een uur, maakt haar eigenlijk niet uit. Grote kans dat ze je vergeet, zodra je de deur van de afdeling achter je sluit.

Je stapt de lift uit en je staat in die onpersoonlijke wereld, die ziekenhuizen nu eenmaal moeten zijn, in ieder geval een ziekenhuis, gebouwd in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Links een lange gang, met om de twintig meter een tussendeur en rechts is het niet anders. Ik loop de koffiekamer binnen, omdat ik mijn moeder daar zie zitten in haar rolstoel aan de lange tafel, tussen medebewoners. In de hoek zit een leerling-ziekenverzorgster van hooguit zeventien lentes een oudje te voeren en uit de geluidsinstallatie klinkt Eddy Christiani die wanhopig "Als ik 1 keer met mijn fietsbel bel, nou dan weet je het wel, nou dan weet je het wel" zingt. Volgens mij moet hij zich in het verdere verloop van het lied nader verklaren, want in deze ruimte weet niemand nog wat, inclusief de leerling-ziekenverzorgster en ondergetekende.

Ik vraag om een kop koffie en ga naast mijn moeder zitten. "Hoi moe, hoe is het?" Je moet de conversatie toch op gang helpen nietwaar? "Dag", klinkt het en ze kijkt me een beetje waterig aan. Stilte....... Na een minuut of twee doe ik nogmaals een poging. "Wat heb je gegeten vanmiddag?" Ze kijkt me weer niet begrijpend aan. "Sorry hoor, ik ben mevrouw Kamps, maar wie bent u?"
Tja, op zo'n moment heb je de keuze om in een identiteitscrisis te geraken of jezelf aan je bloedeigen moeder voor te stellen. Een heel aparte gewaarwording, laat ik u dat wel vertellen. "Ik ben je oudste zoon, Jan". Er gloort een glimp van herkenning en een lichte glimlach komt op het rode, gepijnigde gelaat. "Jan! Ik heb je sinds de dood van Dien niet meer gezien! Wat heb jij een ouwe harses gekregen!"

Lekker is dat, ze houdt me voor haar broer met wie ze al jaren geen contact meer heeft. Maar er valt weer een stilte. Ze draait zich een kwart slag naar links en gaat een gesprek aan met de buurvrouw naast haar. Tenminste, zo lijkt het, een lange brij van onsamenhangende woorden, doorspekt met "je begrijpt me wel" en "het is toch niet te geloven he?" Maar de buurvrouw begrijpt het prima en praat heel enthousiast net zo warrig terug. De dames hebben het prima naar hun zin en ik functioneer als schemerlamp of buffetkast. In ieder geval, ik heb, wat hun betreft de zelfde status als een meubelstuk.

Ik loop even naar het kantoortje van het afdelingshoofd. Ik had gehoord van mijn zuster dat moeders zich laatst nogal agressief heeft gedragen tegen het verplegend personeel, toen er blijkbaar iets moest gebeuren waar ma geen zin in had. Ze was dan wel oud en dement en kon niet meer lopen, maar woog nog steeds zo'n 100 kilo en had handen als bankschroeven en polsen zo dik als spoorbielzen. Niet leuk, als zo iemand de pest in heeft. Volgens de hoofdverpleegkundige waren de situaties tot nu toe beheersbaar gebleken en zouden wij absoluut worden geïnformeerd bij volgende incidenten.

Ik liep weer terug naar de koffiekamer en ging weer naast m'n moeder zitten, ik had nog niet genoeg m'n plicht gedaan.... vond ikzelf. Moeder zei tegen de overbuurvrouw, "Dit is m'n oudste zoon Jan, hij gaat binnenkort in Friesland wonen en laat z'n oude moeder hier helemaal alleen, dan komt er helemaal niemand meer". Ik wist, dat mijn zuster minstens twee keer in de week op bezoek kwam bij moeder en dat mijn broer ook minstens 1 keer in de week langs kwam. Demente mensen gaan terug naar hoe ze als kind waren. Misschien was m'n moeder vroeger een heel vals meisje?

Ze leed aan vasculaire dementie. Ze had een reeks aan kleine hersenbloedingen achter de rug (tia's) en elke keer ging ze een beetje meer achteruit. Aderverkalking noemden ze dat vroeger. Haar vader is er uiteindelijk ook aan dood gegaan en het werd uiteindelijk ook haar dood. Vlak voor het begin van de zomer van 2003, een kleine twee weken na haar zevenenzeventigste verjaardag.

Mijn vaatstelsel is ook niet erg best, gelukkig zijn in die pak 'm beet tien jaar de behandelingen erg vooruit gegaan. Ik slik inmiddels een aardig apotheekje weg op een dag. Als ik uiteindelijk mijn ogen sluit, moet er, voordat ik de oven wordt ingeschoven, eerst een milieu-alarm worden afgegeven en de ramen en deuren binnen twintig kilometer van het crematorium worden gesloten, tot 24 uur na de crematie.



1 opmerking: