donderdag 12 augustus 2010

Heel erge kramp

Donderdagavond 12 augustus was er een item bij 2 Vandaag over een jongen van 15 die het leven niet meer aankon en zich verhing in het Amsterdamse Bos. Ik heb al een heleboel meegemaakt in het leven en toch ben ik nog altijd aangedaan vanwege zulke berichtgeving. Waar sommigen blijk geven van een gebrek aan empathisch vermogen, heb ik daar een overvloed van. Niet dat ik dat een mindere eigenschap van mezelf vind maar ik ga er steeds mee op de loop.

De jongen had een schisis, beter bekend als een hazenlip, een brilletje op en een windkracht-twaalf-zuidwester-storm kapsel. Dan is het niet zo leuk opgroeien in het Amsterdam van de vroege 21e eeuw, zeker niet wanneer de adolescentie nadert. De arme puber werd, uiteraard zeg ik met enige mismoedigheid, vreselijk gepest op school en door de kinderen op straat. Als puber is onzekerheid zo wie zo een dagelijkse state of mind en dan sta je niet bepaald te wachten op de spottende commentaren van je leeftijdsgenoten, die je met alle liefde nog verder de grond in boren. Dat zoiets uiteindelijk in niet geringe mate bijdraagt aan de ondergang van een leven, dat de kans niet krijgt zich te ontplooien, stemt me droef.

Op de scholen, waarop ik gewerkt heb, zocht ik de kinderen, die wat minder door moeder Natuur bedeeld waren en daar duidelijk last van hadden juist op en probeerde ik contact met hen te maken, hun talenten te ontdekken en die te stimuleren. Niet, dat ik vroeger zelf een lelijk kind was, ik viel niet op en ben altijd redelijk weerbaar geweest, zowel verbaal als fysiek. De betrokkenheid bij mensen met wie het wat minder gaat, heeft meer te maken met mijn opvoeding denk ik, mijn ouders hebben me al redelijk vroeg bewust gemaakt van het feit, dat niet alles vanzelf gaat in dit leven en dat sommige mensen, dieren en processen af en toe een steuntje in de rug nodig hebben. We (mijn zusje, broertje en ik) werden ook niet weggehouden bij ziekte, lijden en sterven. Zeker mijn moeder verstopte haar emoties niet en uiteraard leer je daar van en neem je daar het een en ander van over.

De maatschappij heeft zich verhard en één van de oorzaken daarvan is de verandering van de consumptie-behoefte. Allemaal een eigen huis, het liefst twee of drie auto's voor de deur, zodat niemand mistast, minimaal twee keer op vakantie per jaar plus een paar weekendjes weg. Voor minder doen we het niet en uiteraard zal iedereen weten dat we het goed hebben. Dien ten gevolge nemen we iedereen in onze omgeving de maat en is de competitie onderling heel groot. En dat laten we luid en duidelijk weten. Dat hele circus kost geld dat het barst en daarom is elke inbreng van inkomsten welkom. Nog niet zo lang geleden was het doodnormaal dat er één kostwinner per huishouden was, in 99 procent van de gevallen was dat de man en de vrouw bleef thuis en was verantwoordelijk voor de huishouding en het opvoeden van de kinderen. Nu werken allebei de partners om het luxe leven te kunnen financieren en de nazaten worden uitbesteed bij kinderopvang, naschoolse opvang, of wat voor opvang dan ook, als pa en moe hun "ding" (jakkes) maar kunnen doen. Daarmee verdwijnt een heel stuk opvoeding in de schaduw van het bestaan en kan het zomaar voorkomen, dat de gemiddelde dertienjarige het normbesef van een grindtegel heeft, ongeveer net zoals de oppervlakte van hun gezichtshuid op die leeftijd.

Als dan een puber, die het ook niet kan helpen dat zijn gelaat niet aan de "norm" voldoet, het leven ontvlucht en een einde aan zijn leven maakt, dan is dat in principe een schreeuw, een protest tegen die voortrazende maatschappij. Men zal weer tot het besef moeten komen, dat het individu de maatschappij niet maakt, maar dat we die met zijn allen maken. Maar dan moet wel iedereen mee kunnen doen, mooi en lelijk. Als er teveel muizen en ratten in een ruimte zijn, gaan ze aan elkaar vreten en de zwakken zijn dan van nature de klos. Wij mensen claimen dat we zoveel beter zijn dan dieren. Als dat zo zou zijn, dan had de zelfmoord van een vijftienjarige jongen met een hazenlip, een brilletje en een plofkapsel wellicht voorkomen kunnen worden.

In september komt er een boek uit van de moeder van de jongen, waarin zij beschrijft hoe het leven van haar zoon is verlopen. Zou verplichte literatuur moeten worden bij opleidingen in de pedagogie en de jeugdzorg. Wellicht is het ook aan te bevelen bij mens en maatschappij in de bovenbouw van het voortgezette onderwijs.

donderdag 5 augustus 2010

Je maakt wat mee met AaDeeHaaDee

't Staat leuk in je cv, ervaringsdeskundige in het opvoeden van kinderen met gedragsstoornissen. Onze beide zoons hadden en hebben ADHD. Vastgesteld. Door mensen die het kunnen weten. Gediplomeerd. En niet vanwege een cursusje bij het LOI. Academici. Profs. Vaak iets met "psych" er in.

En, om een stijlkenmerk van Paul de Leeuw te gebruiken, je wordt 's ochtends wakker en je kinderen hebben ADHD...... Hoe verloopt je dag? Lawaaiig, druk, stressvol en je gevoel van eigenwaarde wordt ontelbare keren op een dag geëvalueerd. En niet alleen door jezelf en je partner. Vooral niet door jezelf en je partner is wellicht beter, want daar heb je het te druk voor en te weinig energie voor. Anderen evalueren jouw gevoel voor eigenwaarde wel en verdomd, je hebt knap wat botteriken op dit aardse tranendal die je onomwonden vertellen dat je het verkeerd doet en een slechte opvoeder bent. Anderen zagen op een wat minder directe manier aan je stoelpoten door op te merken, "Jullie doen het hartstikke goed hoor, maar....." De rest wordt door de verdoofde ouder niet meer opgemerkt, want die is dan bezig wat zelfbeheersing te mobiliseren en dat valt niet mee als je zoveel voor je kiezen krijgt... Wel, dat heeft in mijn geval bij elkaar zo'n 12, 13 jaar geduurd en in het geval van mijn echtgenote zo'n 21 jaar. Toen ik in hun leven kwam, was de oudste net geen tien en de jongste net geen zeven jaar oud.

 Over de jongens en hun gedrag zal ik verder niet al te veel uitweiden, kenmerken van ADHD-mensen zijn genoegzaam bekend geworden de afgelopen 10, 15 jaar. Het komt er op neer dat hun gedrag en emoties geen grenzen kennen. Die moeten constant voor hen worden afgebakend om het leven overzichtelijk te houden voor hen en niet in de laatste plaats voor degenen die met hen leven. Dus als opvoeder heb je constant het gevoel op verschillende fronten te strijden. Als degene die de "gewone" wereld uitlegt wie en wat een ADHD-er is en als degene die achter hen de puinhopen opruimt en nazorg verleent.

Iets van deze tijd? Nee, alleen de methodiek om er mee om te gaan is veranderd. Iedereen herinnert zich uit de kindertijd nog wel kinderen, die anders waren dan anderen en door hun gedrag opvielen. Als het erg opvallend was, dan duurde het meestal nooit lang en verdwenen ze uit je leven. Er werd niet zoveel uitgelegd aan kinderen in die tijd. Later hoorde ik dan, dat die kinderen naar het buitengewoon onderwijs waren vertrokken. Bij ons in de IJmond gebeurde het ook wel dat onhandelbare jongens van twaalf, dertien als scheepsjongen werden meegegeven op sleepboten van Wijsmuller, die over de hele wereld voeren en vaak maar 1 keer in de paar jaar in IJmuiden terugkeerden. Op zo'n klein wereldje werd er wat meer individueel gericht opgevoed, zal ik dan maar zeggen, te meer, omdat die sleepboten vaak weken, zelfs maanden nergens afmeerden en dan kon zo'n kind natuurlijk geen kant op. 't Waren wat dat betreft barre tijden.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw leerde ik destijds mijn echtgenote kennen. Toen heette het hokje waarin moeilijk opvoedbare kinderen werden gestopt nog geen ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder), maar MBD (minimal brain dysfunction) dat heel plastisch en ouder-onvriendelijk werd omschreven als een "aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit". Bij het consultatiebureau werd dat afgedaan als: "ach mevrouw, wees blij dat er wat in zit" en "u moet vooral consequent zijn in de opvoeding" en daarmee kon mijn echtgenote het doen. Kinderen allebei naar een LOM-school en daarmee werd er wel voldoende ondersteuning geboden vond men. De familie en toenmalige kennissen waren nog stelliger met hun over het algemeen probleemloos opgroeiende kinderen, we waren geen goede ouders en de jongens zouden voor galg en rad opgroeien.

Inmiddels zijn de heren 35 en 32 jaar oud en gesettled met relatie en kinderen. Ze doen het goed. Wij hebben ernstig grijs haar en inmiddels heel andere vrienden en kennissen. Familie heb je en daar moet je het mee doen. Zo is dat nu eenmaal.

Die weg naar hun volwassenheid is lang en vol obstakels geweest en ik moet met enige trots zeggen, wat ze hebben bereikt hebben ze vooral aan zichzelf te danken. Ik kan daar denk ik wel een boek over schrijven van minstens duizend pagina's. Wellicht dat ik er in volgende blogs vaker op terug kom. Ik moet nog even nadenken in welke vorm ik dat dan zal gieten, omdat ik de privacy van de mensen in mijn omgeving graag wil beschermen.

maandag 2 augustus 2010

Klein leed (1)

Zomer 1967. Ik ben 13, te groot voor het servet en te klein voor het tafellaken, 't liefst zou ik nog cowboytje willen spelen, maar in je eentje is dat een beetje sneu. Veel van mijn speelkameraadjes zijn op vakantie met hun ouders. In die dagen was dat meestal weg met een tentje naar de Veluwe, Overijssel of Drenthe. Een enkeling moest afzien achterin de Kever van pa en ging naar exotische oorden als Oostenrijk of Zwitserland. Wij niet, wij bleven thuis. In Velsen-Noord was niets te doen en met toeristische attracties als Hoogovens en aanverwante industrieën, Van Gelder Papierfabrieken en de elektriciteitscentrales van het PEN (Provinciaal Elektriciteitsbedrijf Noord-Holland) was het een oord waar je niet wilde zijn.

Als de verveling te veel ging knellen ging ik vaak naar de Velser Pont, het veer dat over het Noordzeekanaal voer (en vaart) en Velsen-Noord met Velsen-Zuid en IJmuiden-Oost verbindt. Die keer ging ik op de fiets, niet zo heel vanzelfsprekend, want ik had het ding nieuw gekregen en ik moest er zuinig op zijn en dat poogde mijn ouders te bewerkstelligen door mij er alleen op zon- en feestdagen op te laten rijden. Logica? Nou nee, meer het koesteren van het met moeite verworven stuk eigendom. In 1967 was je spekkoper als je als kostwinner duizend gulden (€ 450,00) in de maand verdiende. De meeste arbeiders (zo heetten die toen nog) kwamen niet verder dan zeven honderd vijftig gulden (€ 337,50). Moeder was thuis en zorgde voor de kinderen en pa verdiende het in zijn eentje, zo ging dat toen nog.

Het was door de weeks, ik weet het zeker, maar ik reed op de fiets naar de Velser Pont en reed naar het naastgelegen havenhoofd van de Derde Rijks Binnenhaven, ook wel Staalhaven genoemd, hier kon ik uren lang de tijd zoek brengen met het kijken naar het scheepvaartverkeer op het Noordzeekanaal vanaf en richting de zeesluizen van IJmuiden. Als je geluk had, kwam er een heel groot schip, zoals een schip van de Holland Amerika Lijn of een oorlogsschip langs of anders een tanker. Van de kleine binnen- en kustvaart kende ik in de loop der jaren vrij veel schepen van naam en waar ze vandaan kwamen, wat ze als lading hadden en wanneer ze langs kwamen of, zoals de Willy Huber uit Hamburg, af meerden in de Derde Rijks Binnenhaven en rollen roestvrij staal laadden. Om het havenhoofd liep een wandelpad, wat lager gelegen, dat uitkwam langs een smal jaagpad, waar langs meestal binnenvaartschepen af meerden. Dit kon je volgen tot het einde van de haven, waar het koelwater van de elektriciteitscentrales werd geloosd. Er werd wel meer geloosd, door Hoogovens, de Papierfabrieken en aanverwante industrieën en over de effecten op de natuur werd nog niet zo nagedacht. Volgens mij kon je toen een filmpje ontwikkelen in het water van het Noordzeekanaal, zo smerig.

Na een tijdje verveelde ik me, er kwam blijkbaar weinig scheepvaart verkeer langs die dag en ik besloot om te keren en naar huis te gaan. Ik reed het talud van het havenhoofd af met de bedoeling het jaagpad op te sturen en daar langs richting Velsen-Noord te rijden. Verkeerd gedacht, want het talud had een hellingspercentage van pak 'm beet een procent of dertig en ik hield m'n stuur niet. In plaats van het jaagpad op reed ik rechtstreeks het Noordzeekanaal in... Het Noordzeekanaal is zoals de meeste kanalen en rivieren nabij de oevers nog niet zo diep, dat gaat geleidelijk aan naar beneden. Maar door de hellingshoek ging ik best wel hard naar beneden en voordat ik het besef had om te remmen zat ik tot op mijn nek in het water. Met nadruk, ik zat....... op mijn fiets.......


Dertig meter links van mij, in de richting van de Velsertunnel, lag de Velserpont te wachten op de volgende afvaart. Het veer voer om de tien minuten, de klok rond. Het was (en is) de enige verbinding voor voetgangers en fietsers tussen de Noordelijke en Zuidelijke IJmond, dus er werd (en wordt) druk gebruik van gemaakt. De enige andere mogelijkheid voor voetgangers en fietsers is via de sluizen, een omweg van zo'n zes kilometer.
In ieder geval hadden de mensen die op de pont stonden te wachten totdat die vertrok een verzetje, geheel onbaatzuchtig verzorgd door een puisterige puber uit Velsen-Noord die het stuur van zijn fiets niet hield en de plomp in reed... Ik hoor nog hun dankbare vrolijkheid om mijn domheid.

Het is één van die momenten die voorbij flitst op mijn sterfbed, ik weet het zeker. Ik heb al een paar herbelevingen gehad in koortsdromen. De afloop? Druipnat thuis gekomen en weinig begrip van mijn moeder. Laat ik het zo stellen, 't was een nogal lawaaiige thuiskomst, de hele buurt kon er van mee genieten. 't Was niet de eerste keer, water heeft een niet te ontlopen aantrekkingskracht op mijn persoontje. 't Ergste, vond ik zelf, was, ik zat nog op die fiets...... tot mijn nek in het water......