zaterdag 20 oktober 2012

Mijn emotionele cv (deel 2)

Carrière. Mijn eerste baantje

9 juni 1970 slaagde ik voor mijn eindexamen ULO. Het ULO had drie profielen waarin je eindexamen kon doen. Diploma A met handel en middenstand, diploma A met wiskunde en B met wiskunde. Ik deed A met handel en middenstand. Toegevoegd aan dat diploma was de aantekening middenstand, degenen die dit haalden konden een eigen (detailhandel) zaak beginnen. Daarvoor had je als examenvakken handelsrekenen, een introductie in boekhouden, handelskennis en rechts- en wetskennis, die je gemiddeld op een voldoende moest afronden. Ik heb die toevoeging middenstand, het middenstandsdiploma dus, niet gehaald. Handelskennis plus rechts- en wetskennis waren vakken die je domweg moest gaan leren, stampen, gortdroge materie. Had niets met intelligentie te maken en ik had vier jaar weinig uitgevoerd op de ULO en alles spelenderwijs tot mij genomen. Hiervoor moest ik aan de bak en dat besefte ik zo'n 2 dagen voor het schriftelijk eindexamen. Dat werd dus niets. Maar ik maskeerde de  boel met een kleine 10 op mijn cijferlijstje voor geschiedenis. Een vak, waar ik op school niets van bakte. Want de betreffende leraar nam constant steekproeven met kleine overhoringen over de lesstof en ik zei al, van feitjes uit boeken, daar was ik niet zo in geïnteresseerd. Ik had geluk dat tijdens het mondeling examen de vraagstelling ging over de actuele toestand in de wereld en met name Vietnam (1970, weet u nog?) en daar wist ik weer veel van, want ik las gretig de krant. Dus het feit dat ik een 10 op het cijferlijstje had maskeerde mijn falen voor het middenstandsdiploma.

In het vorig blog zei ik al, dat ik in die tijd flink aan het puberen was geslagen. Ik was 16 en was wel een beetje klaar met school, ik wilde werken. Mijn vader noch mijn moeder waren studiehoofden en het zat ook niet zo in de familie, zeker niet van vaders kant en slagen voor de ULO was al heel wat en ik kwam er mee weg. Ik ging de kost verdienen. En ja, daar heb ik nu nog spijt van, wijsheid komt met de jaren zeggen ze altijd en ik ben geen uitzondering. Ik had wel verder kunnen studeren, maar ja, men had het nog niet zo over competenties en echt gestimuleerd om verder te gaan werd ik niet dus ging ik solliciteren. Daar kwam nog bij dat in die tijd de werkgevers zich in redelijk grote aantallen aanboden. Inderdaad, je kreeg brieven van verzekeringsmaatschappijen, banken, overheid en daaraan gelieerde instellingen zoals de Sociale Verzekerings Bank en het GAK of de Belastingdienst, of je daar wilde komen werken, met geweldige beloftes over verdere opleidingen en prima arbeidsvoorwaarden. Alleen salaris....... tja, dat was wat weinig, laat ik het netjes stellen. Een minimum jeugdloon bestond er in die tijd nog niet. Uiteindelijk ging ik in zee met de Algemene Bank Nederland NV (nu ABN/AMRO), destijds net ontstaan uit een samengaan van de Twentsche Bank en de Nederlandsche Handelsmaatschappij, voor het enorme salaris van tweehonderdzevenenzestig gulden en eenenvijftig cent in de maand. Ik vergeet het nooit meer, zolang als ik leef. Voor de jeugd, die de gulden niet meer bewust hebben meegemaakt, we hebben het over honderdeenentwintig Euro en zestig cent naar boven afgerond, in de maand. Veertig uur in de week, van maandag tot vrijdag, half negen 's ochtends beginnen, uur lunchpauze, half zes 's avonds klaar. En daar moest ik dan ook nog kostgeld van betalen. Ik blij, dat ik van mijn ouderlijk paar een nieuwe brommer had gekregen voor mijn eindexamen, want zelf voor zo'n ding sparen werd wat bezwaarlijk. Ik kreeg twintig gulden in de week zakgeld en daar mocht ik het mee doen. Ja ja, ik weet het, de prijzen waren wat anders toen, maar een vetpot was het absoluut niet. Een biertje was zestig tot negentig cent in de horeca en een pakje caballero had je voor één gulden vijfenzeventig. Maar goed, je rookte gewoon op het werk aan je bureau en je was echt niet de enige. 's Ochtends voor ik naar mijn werk ging haalde ik eerste een pakje sigaretten en na mijn werk, voordat ik naar huis ging haalde ik weer een pakje sigaretten. Zo ging dat gewoon in die dagen. Wie een beetje kan rekenen weet, dat ik niet uitkwam met mijn zakgeld. Ik kan een hoop negatieve gebeurtenissen waarin mijn ouders een rol speelden opnoemen, maar ik kan ze onmogelijk verwijten dat ze gierig waren en hun kinderen iets ontzegden, dus ja, ik kreeg vaak genoeg meer dan ik verdiende, letterlijk en figuurlijk. (Huilt tranen met tuiten van ontroering). Overigens ben ik later weer aan de studie gegaan gegaan,  gedeeltelijk 's avonds, gedeeltelijk in de tijd van de werkgever, maar daarover later meer.

Op 1 juli 1970 begon ik bij de ABN, op de Meerstraat 50, op de hoek van de Raadhuisstraat in Beverwijk (tegenwoordig is in dit gebouw een advocatenkantoor gevestigd). Ik kreeg een heuse bankrekening, waarop mijn salaris zou worden gestort en moest bij aanvang meteen op audiëntie bij de directeur, de heer Schmoll......... zo heette hij en zo zag hij er uit ook. Ik aan het begin van mijn loopbaan en hij stond op het punt om er uit te gaan. Kortom, de man was van een bouwjaar begin vorige eeuw en is reeds lang met zijn voorvaderen herenigd. Ik herinner me nog woordelijk het begin van het gesprek. "Wat is je vooropleiding, Kamps? (Vroeger was je vooral je achternaam, je voornaam werd alleen privé gebruikt). Naar waarheid vertelde ik hem dat ik de ULO had afgerond. "Mooi, vergeet dan alles, wat je daar geleerd hebt, want hier doen we het anders, daar kom je wel achter".

Mijn eerste werkplek was op de afdeling betalingsverkeer. Elk plaatselijk kantoor deed de administratie van alle rekeninghouders uit die plaats. Voor je betalingen had je formuliertjes (giro's), die schreef je uit en bracht ze naar de bank, daar werd de oogst van een hele dag verzameld. De volgende ochtend werd de hele boel geboekt op grote mechanische boekhoudmachines, die via het TTS-systeem (TTS = Tele Type System) er ponsbanden van maakten, met een debet- (betalingen van cliënten) en een creditgedeelte (stortingen).  Aan het eind van de werkdag werden de ponsbanden naar Haarlem gebracht naar het regionale hoofdkantoor. Daar werden alle banden uit de regio verzameld en met de auto naar een data-center gebracht, klonk spannend, geen idee wat het was. Maar er stond iets geheimzinnigs dat een computer werd genoemd, die draaide gigantische vellen met gegevens uit, die werden gecheckt door het plaatselijke kantoor en dagafschriften, die weer werden verwerkt door de postafdeling. De dagafschriften werden samen met de doorslagen van de originele overschrijvingen en stortingen in enveloppen gedaan en naar de klanten gestuurd. Kortom, op een lokaal bankkantoor in een stadje als Beverwijk werkten zo veertig, vijfenveertig mensen en toch werd er winst gedraaid, tegenwoordig flikkeren ze al het personeel er uit, omdat het te veel kost, waar zou het mis zijn gegaan? Automatisering is wel efficiënter dan personeel, zeggen ze, maar goedkoper?  Ik werkte op de bankgiro-afdeling met allemaal jongedames in minirokken, ongeveer van mijn eigen leeftijd, dus tussen de zestien en twintig jaar oud. Zoals ik al zei, ik verdiende geen ruk, maar voor de rest had ik geen klagen. Ik ging er weg in 1976, na mijn militaire diensttijd. Ik zag me zelf niet oud worden als bankier, niet uitdagend genoeg, niet genoeg perspectief en 't verdiende ook toen nog niet bijzonder. Mijn carrière had behoefte aan een nieuwe impuls. Ik heb er een hoop lol beleefd en een hoop geleerd. Ik kom er vast nog wel een keer of wat op terug in volgende blogs.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten